Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [13]hij zeide: Laat ons reizen en voorttrekken; en ik zal [14]voor u trekken. 13. Namelijk, Ezau. 14. Dat is, nevens, tegenover u, met u, bezijden u, in uw gezelschap, mij naar u voegende in het reizen, al is mijn volk kloeker en frisser dan het uwe.